“Je voeten dragen een kostbaar bolwerk dat jou helpt in verbinding te zijn met de wereld. Bedank je voeten voor hun harde werk.”
Dit lees ik net en dat is heel erg grappig. Want ik denk nooit aan mijn voeten. Maar vanmorgen wel!
Ik werd wakker voor de wekker en je weet op zo’n moment nooit hoeveel tijd je nog hebt voor het alarm gaat. Soms is het een half uur, soms maar een minuut. Ik probeer dan zo gauw mogelijk op te staan, want mijn wekker staat op kwart voor zes en Tim wil er dan nog lang niet uit. Dus daar lag ik te vechten tegen de slaap. Maar alleen mijn hoofd was wakker, mijn lijf nog niet. Spontaan begon ik mijn voeten en tenen te bewegen om mijn lijf te activeren. En verrassend genoeg werkte dat! Mijn benen voelde ik eigenlijk helemaal niet, er zat bijna geen leven in. Toch droegen ze me het bed uit en naar beneden. Waar ik zojuist op de bank genesteld met een kopje thee, het stukje over voeten las!
Dat ik net vanmorgen aan mijn voeten dacht, is natuurlijk niet helemaal toevallig. Dat boek wat ik lees gaat namelijk over leren voelen wat er in je lijf gebeurt. En wat je leest, ja, dat beïnvloedt wat je doet. Bij mij tenminste wel. En gelukkig maar. Want het voelde heel goed, dat voetenwiebeltje op de vroege ochtend. Daarna liep ik extra bewust mijn rondje hondje. En mijn onderstel waardeerde dat met een prettige tinteling in de benen toen ik weer thuis was.
Overigens komt het citaat wel uit een zweverig boek. In “Chakra’s en de nervus vagus” wordt aan de lopende band een “doctor” geciteerd die zich heeft bekwaamd in de chakra-leer. Daar word ik dan een beetje argwanend van, de schrijfster doet in https://deboekentas.nl/over-ons-deboekentas-nl/die passages een beetje denken aan de groupie van een sekteleider. Maar ik had het boek bij De boekentas gekocht omdat ik de nervus vagus interessant vind, een zenuwnetwerk dat je hersens met al je organen verbindt.
Vorig jaar kreeg ik een filmpje over de nervus vagus (hieronder) waarin ook een hele waardevolle ademhalingsoefening werd uitgelegd. Daarmee kan ik nu dieper ademhalen dan ik ooit voor mogelijk hield en als je hele bovenlijf zich dan met lucht vult, dan voel je ook echt dat het goed voor je is. Ademhalingsoefeningen vind ik al gauw een beetje ongemakkelijk, het voelt zo geforceerd. Voor deze oefening moet je ook iets onnatuurlijks doen, maar dan gaat het daarna ook helemaal vanzelf.
Zweverig boek of niet, voor mij is het sowieso belangrijk te leren om meer aandacht voor mijn lijf te hebben. Ik zit altijd in mijn hoofd. Ik lees, luister, schrijf, praat, computer. Maar ik kijk niet goed om me heen en ik voel mijn lijf nog minder. Dat lijf kan tenslotte niet praten. Het kan alleen om mijn aandacht vragen, door een pijnsignaal te geven. En zelfs daar luister ik vaak niet zo goed naar. Een mooi voetenvoorbeeld is die keer dat ik meedeed aan de Nacht van de Vluchteling. Ik liep midden in nacht ruim veertig kilometer van Nijmegen naar Arnhem en pas na tien kilometer ontdekte ik dat de irritatie in mijn linker wandelschoen te danken was aan een kersenpit die was meegelift vanaf mijn ouderlijk huis. Ik vond dat toen heel erg grappig. Maar als je beseft dat het dus uren duurde voor ik naar de signalen van mijn voet luisterde die aangaven dat er iets mis was in mijn schoen, dan is dat eigenlijk Niet Zo Best…
Gisteren kreeg ik nog een waarschuwing dat ik mijn aandacht niet op ver-van-mijn-bed-shows moet richten. Via Facebook had ik iemand gevonden die vijftien jaar oude filmpjes van mijn handycam kon halen. Ik had geen idee meer wat erop stond, maar gisteren kreeg ik wat korte filmpjes en tussen mijn klunzige opnames van onze schattige kleine kindertjes zat ook een filmpje waarin ik vol agitatie vertel dat het kabinet is gevallen over Uruzgan. Het was februari 2010 en terwijl mijn dreumes af en toe nieuwsgierig het beeld in scharrelt om te kijken waar mama het toch over heeft, ligt mijn baby in de box schattig te pruttelen. En ik ben vol van iets wat ik me nu niet eens meer kan herinneren zonder google! Ik zag de parallel toen ik gisteravond mopperend over Israël en de toekomstperspectieven van vier vrij te laten gijzelaars mijn bed in stapte. Toch stom, dat ik zo vol kan zijn van de waan van de dag, ten koste van alles wat concreet en dichtbij is. Zoals die leuke vent bijvoorbeeld die mijn bed deelt.
Dankzij De Correspondent wist ik best dat nieuws een vertekend beeld van de wereld geeft. Dat het belangrijk is om niet alleen te kijken naar wat er nu, vandaag, gebeurt, maar ook naar het fundamentele, de structurele ontwikkelingen daaronder. Maar mijn eigen filmpje van vroeger gaf me een nieuwe kijk op mijn persoonlijke beleving van een dag. En daarom begreep ik ineens dat ik gisteren boos en verdrietig mijn bed in aan het stappen was om iets wat ik een fractie voor het slapengaan las, terwijl mijn dag lang en prettig was geweest. De laatste tijd ben ik aan het leren hoe belangrijk het is om te letten op wat ik eet en drink. Omdat het beïnvloedt hoe gezond ik me voel. Maar welke leeskeuzes ik maak is blijkbaar net zo belangrijk!
Kortom, op dat zweverige boek van mij is van alles aan te merken. Maar het brengt me wel iets prachtigs: een fijne, hernieuwde kennismaking met de lichaamsdelen die het verst van mijn hoofd af liggen. Vandaag sta ik op goede voet met mezelf!
Mijn goede voornemen voor het nieuwe jaar is om minder tijd te verdoen op internet. Dat lukt aardig, omdat ik mijn telefoon stuk liet vallen en nu alleen een gebarsten oudje heb. Maar als ik me dan wel een keer op social media begeef, dan blijkt dat toch ook best waardevol. Zo kan ik bijvoorbeeld mijn neef, die ik zo eens in de vijf jaar vijf minuten spreek, gewoon een berichtje sturen als ik iets wil weten. Fijn! En toen ik daar gisteren even voor op LinkedIn was ingelogd, las ik in een bijdrage van een studievriendin dat je na een operatie weer bloed mag geven bij Sanquin.
Zonder aarzeling heb ik me aangemeld. Want ik vond het heel erg, toen ik niet meer mocht doneren na een bloedtransfusie. Destijds was men bang dat je via gedoneerd bloed met gekke koeienziekte zou worden besmet (wat dan eigenlijk wel weer hilarisch is als je Clara heet en al je leven lang zo nu en dan wordt uitgemaakt voor koe, ik voelde me echt een beetje beledigd). Maar goed, er was niets aan te doen. Zo’n besmetting komt pas tientallen jaren later aan het licht. En ik snap dat ze zieke mensen geen besmet bloed willen geven.
Aan de andere kant, kijk mij: ik rook niet, drink niet, ben gestopt met koffie, woon op het superschone Texel. Wie wil zulk bloed nou niet? En ik ben ook nog eens universele donor met mijn O positief!
Heel fijn dus, dat Sanquin de regels heeft veranderd. En ik wil best een paar keer per jaar van het eiland af om te doneren. Ik hou van varen met de TESO. En de mini check up bij elke bloeddonatie is mooi meegenomen.
Het was dus eigenlijk maar goed dat ik niet helemaal zonder internet kan. Ik merk ook in het dagelijks leven dat het best nuttig is dat ik social media en telefoonapps niet helemaal heb afgezworen. Zo lees ik de laatste weken trouw de blogs in de Ik Pas app. Ik drink al sinds maart niet meer en dat gaat nu helemaal vanzelf. Ik wil ook echt zelf geen alcohol meer. Maar het is erg leuk en leerzaam de blogs en artikeltjes in de app te lezen (ik blog zelf ook juist omdat ik al jaren zo van de blogs van andere mensen geniet). Ik heb soms ook echt iets aan zo’n blog van iemand anders. Zo schreef blogger Beau gisteren over optrekkende mist. Zij stopte per 1 januari met drinken en schrijft over deze week: “Het lijkt wel alsof het in mijn hoofd eerst een beetje bewolkt en mistig was en dat nu de zon begint te schijnen.”
Dat herken ik helemaal. Niet van stoppen met alcohol (zoveel dronk ik al jaren niet meer). Wel van stoppen met koffie! Ik minderde in december met koffie drinken en stopte op 2 januari helemaal. Pas deze week is ook mijn hoofd weer wat helderder. Heerlijk. En een grote opluchting. Want ik had wel gelezen dat het een week of twee kon duren voor je hersens weer werken zoals ze zonder koffie functioneerden. Maar ja, ik dronk het al dertig jaar. En als je dan ineens dag in dag uit voor je gevoel super traag en wazig door het leven gaat, begin je toch te betwijfelen of je zonder koffie wel kunt functioneren. Het is maar goed dat ik tegenwoordig zo’n geoefende stopper ben en gewoon volhield. Want de mist klaarde op en ik merk nu al dat het beter voor mijn lijf is om geen koffie te drinken. Dat verraste me wel. Want van stoppen met alcohol ben ik met name ’s ochtends en ’s avonds wat energieker, maar verder ervaar ik volgens mij niet echt fysieke voordelen. En stoppen met koffie, dat is niet eens echt een ding!
Ga ik na al die positieve ervaringen dan toch maar weer volle kracht vooruit het internet op? Nee hoor. Want het voordeel van meer offline leven is bij mij vooral goed in mijn portemonnee te voelen. Ik denk dat ik dat ‘minder telefonen’ dus een klein beetje aanpas: ik mag best voor informatie of sociale interacties het internet op. Maar dit jaar ga ik wel minder via internet kopen. Ik ga Stoppen met Online Shoppen!
Op 1 januari nam ik een Nieuwjaarsduik in het openbaar vervoer. Het begon al hilarisch toen mijn enige medereiziger opleefde uit zijn zombiestaat en in het centrum van Den Burg de bus uitstapte met een sympathiek maar om half acht ’s ochtends volkomen misplaatst “Fijne avond gast! Rustig aan!” na een korte aarzeling nog gevolgd door “Maar niet te rustig…”
Hoewel de wind hard zijn best deed roet in het eten te gooien, bracht de chauffeur me vervolgens rustig maar niet té rustig aan, dus keurig op tijd, bij de veerhaven. Ik was ongetwijfeld de eerste klant van 2025 die de wachtruimte binnenstapte, de eerste die daar een kopje koffie nam en de eerste passagier die naar de voetgangersingang van de boot wandelde in het nieuwe jaar. Want ik nam de eerste boot naar de overkant en zag verder alleen een handjevol auto’s staan wachten tot ze de boot op mochten.
We wachtten extra lang, want de brug kwam niet naar beneden om tien voor 8. En ook niet om vijf voor 8 en volgens mij ook niet om 8 uur. Maar dat laatste weet ik niet zeker, omdat ik met mijn slaperige hoofd (het was natuurlijk toch best laat geworden met oud en nieuw) mijn telefoon in de oplader had laten liggen. Ik had dus ook geen idee of de boot uit de vaart was en draaide me om zodat ik de wachtende auto’s in het oog kon houden. Als die weg zouden rijden, kon ik beter terug naar de wachtruimte. Ik draaide net op tijd om een man met een felgeel TESO-jasje tegen de wind in weg te zien fietsen. Niet naar de auto’s, maar blijkbaar naar dat stenen gebouwtje er iets verder vanaf. Hij deed mogelijk iets belangrijks, want na vijf minuten gingen de slagbomen, die flink hadden staan schudden in de wind, naar beneden. En even later kwam dan toch ook de brug omlaag.
Ik wandelde als eerste passagier in het nieuwe jaar de boot op en als eerste voetganger in Den Helder tegen half negen de boot weer af. Best leuk, zo op Nieuwjaarsdag op pad in zo’n stille wereld, dacht ik nog. Maar het lachen verging me in Den Helder, waar de eerste trein naar Utrecht pas om 9.34 uur bleek te gaan. De hele stad was nog in diepe rust, er zat alleen een stelletje op de grond in het NS-gebouw. Daar wilde ik toch echt liever niet een uur bij rondhangen! Maar gelukkig kwam toen net de bus naar Hoorn aanrijden. De chauffeur was ook nog een bekende van mijn man, die me rustig door de polders naar Hoorn reed en de nog steeds woest waaiende rukwinden geen schijn van kans gaf. Het is prachtig om zo door de lege kop van Noord-Holland te rijden. Ik kwam voor het eerst in mijn leven door Wieringerwerf, waar een vriendelijke Albert Heijn gewoon open was en de straat een gezellig aanzien gaf, en langs andere dorpjes waar ik nog nooit van had gehoord.
Als ik dan zo in een bijna lege bus zit, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat reizen met de bus zijn langste tijd gehad heeft. De bussen rijden zo weinig en zijn dan toch vaak nog leeg. Op Texel ook, als er geen toeristen zijn. Maar toen ik afgelopen jaar een keer in Noord-Brabant met de bus ging, reden de stads- en streekbussen elke tien minuten en ze zaten allemaal vol. Weten mensen het openbaar vervoer soms beter te vinden als de bussen vaker gaan?
Op het station in Hoorn werd ik aangesproken door een bedelaar. Maar de verkoopster in de kiosk was zo geagiteerd (“hij probeerde iets te pikken!” siste ze me verontwaardigd toe) dat ik er niet over piekerde hem iets te geven. Natuurlijk vroeg ik me vervolgens tot de trein kwam af of hij soms erge honger had en ik juist wat te eten voor hem had moeten kopen. Maar dat deed ik toch maar niet, want ik had net de hoofdprijs betaald voor mijn bus-oplossing (dat is veel duurder dan reizen met de trein en leverde me eigenlijk nauwelijks tijdswinst op. Ik had de bus vooral gepakt omdat het fijner is onderweg te zijn in een warme bus dan een uur te moeten wachten in het donker in de kou). Gelukkig herkende de bedelaar me en liep hij met een boog om me heen toen hij het perron opkwam om de wachtende passagiers aan te spreken. En voor ik het wist was daar de trein richting Maastricht en zoefde ik naar Utrecht (wind? welke wind?).
Met rode oortjes las ik in de trein over de escapades van een sekstoerist in Thailand. “Misschien wel de meest bijzondere liefdesroman van de laatste tijd” stond er op de achterkant, dus die had ik even niet zien aankomen. Vroeger wilde ik de boeken van Houellebecq niet lezen, ik vond zijn naam zo pretentieus (zot eigenlijk he, maar nu ik weet dat het een pseudoniem is vind ik dat eigenlijk wel grappig en slim van hem). Een paar jaar geleden vond ik zijn roman Serotonine prachtig (echt een eyeopener over boeren en Europese landbouwrichtlijnen) en dit Platform blijkt ondanks de schokkende stukken toch ook wel weer de moeite waard. Om 11 uur was ik in Utrecht en om kwart voor twaalf op mijn plaats van bestemming, waar ik twee heerlijke uren vertoefde voor ik om kwart voor twee weer blij en tevreden aan mijn thuisreis begon.
Alles leek bij deze nieuwe duik in het openbaar vervoer voorspoedig te verlopen, al was het wel erg druk in de trein. Niet alleen tot Amsterdam, zoals gewoonlijk, maar de hele reis. Gelukkig bleek het meisje dat naast me kwam zitten een ervaren reizigster, ze verhuisde zodra er wat meer plek kwam. Dat voelt dan altijd wat cringe, maar het reist toch echt het prettigste zonder een vreemde naast je. Dat geldt voor iedereen (zelf verhuis ik altijd zodra het kan. Aanvankelijk steeds met een lichte aarzeling of het wel aardig was om te doen, maar er kwam een keer een meisje naast me zitten dat niet verhuisde toen de coupé na Amsterdam was leeggelopen en dat was echt heel erg frustrerend (wist je dat eerstejaars studenten psychologie wel eens de opdracht krijgen om expres in een lege coupé of bus op een stoel naast iemand te gaan zitten? Echt ploertig als je het mij vraagt).
Bij Alkmaar kwam de conductrice met slecht nieuws. De trein reed maar tot Anna Paulowna. Vanaf dat moment tot onze voortijdige eindbestemming werden we via de intercom nauwgezet op de hoogte gehouden van de pogingen van de conductrice om bussen te regelen vanaf Anna Paulowna. Hilarisch was dat ze wel allerlei informatie deelde die volstrekt niet relevant voor ons was: “Misschien lukt het, sorry voor al het ongemak!”; “Bussen zijn toegezegd, maar we weten het nog niet zeker, heel vervelend voor u allemaal!”; “Er komen vier bussen, maar er zijn nog geen chauffeurs gevonden, want het is nieuwjaar”; “U kunt ook uitstappen in Schagen, maar die bus rijdt wel via ’t Zand”. En op de valreep, bij aankomst in Schagen: “Er staat om half vier een bus in Anna Paulowna voor u klaar”. Het was toen ze dat aankondigde om precies te zijn 15.37 uur maar blijkbaar had de conductrice het te druk om op de klok te kijken. Ze was dan ook erg teleurgesteld toen haar bus van half vier er bij aankomst in Anna Paulowna al niet meer stond. Maar ondertussen vergat ze dus wel de meest relevante informatie te melden. Bijvoorbeeld waarom de trein niet verder reed. Dat bleek uiteindelijk een gebroken bovenleiding te zijn, had de wind toch nog roet in het eten gegooid. En terwijl we in de stilstaande trein in Anna Paulowna zaten te wachten op de volgende NS-bus, vergat ze ook te vermelden dat we pas in Den Helder uit moesten checken. Dat riep ze ons nog na toen we (natuurlijk allemaal net keurig uitgecheckt) in Anna Paulowna de NS-bus inklommen.
De communicatie was voor verbetering vatbaar. Maar misschien ook eigenlijk wel niet. Want ik merkte dat ik de conductrice een warm hart toedroeg toen ze terug rende naar haar trein. De voortdurende intercomberichten waren soms misschien een beetje storend geweest, maar het was vooral toch ook heel fijn dat ze zo met ons reisongemak begaan was geweest en zo haar best had gedaan de ellende tot een minimum te beperken. En conducteurs zijn best vaak een leuk element als je op pad gaat. Ons gezin haalt nog regelmatig tevreden herinneringen op aan die jonge man die Den Helder de hele reis enthousiast galmend aankondigde als “De Parel van Noord-Holland”. En nu ik dat zo schrijf, de conducteurs zijn eigenlijk nooit vervelend? Blijkbaar is het echt een beroep voor mensen die van mensen houden.
Met buschauffeurs is dat soms een ander verhaal. Die in Anna Paulowna kwam niet alleen van ver (aldus de conductrice toen we stonden te wachten), hij was naar het aanvankelijke gezwiep van de bus te beoordelen mogelijk ook halverwege van een gezellige nieuwjaarsborrel weggerukt. Ik begon me voorzichtig af te vragen of ik wel heelhuids thuis zou komen, maar hij zette ons uiteindelijk toch veilig in Den Helder af. Toen hij helemaal naar de rotonde bij de watertoren reed, hoopte ik nog even dat hij ons spontaan bij de boot af zou zetten, maar dat mocht niet zo zijn, hij draaide gewoon de rotonde helemaal af en stopte voor het station. Onderweg had ik nog bedacht dat ik de chauffeur de heerlijke koekjes van mijn moeder kon geven als bedankje voor het opofferen van zijn feestdag. Maar ik zat achterin, de boot zou over 10 minuten vertrekken en op het station stonden twee taxi’s te wachten. Dus ik verliet de bus via de achteruitgang en liep achter een jongen en meisje aan naar de taxi’s. We zouden vast wel met een paar bootgangers een taxi kunnen delen, dacht ik nog. Tot mijn verrassing stapte het meisje zonder op of om te kijken in de eerste taxi en vertrok in haar eentje richting de boot (hoe bestaat zo iemand?). De jongen moest een hele andere kant op. Dus toog ik toch maar te voet richting de volgende boot. Had ik de gestaag stromende regen al vermeld?
Gelukkig is mijn Tenson-jas heel goed tegen regen en wind bestand. Als je geen rijbewijs hebt, ben je natuurlijk altijd op slecht weer gekleed (en tweedehands werkt Tenson net zo goed). Toen ik bij de Helderse bibliotheek de hoek om sloeg, kwam me een gestage stroom auto’s tegemoet van de boot. “Wat een volle boot” dacht ik nog. En toen ik tien minuten later Willemsoord afwandelde voor het laatste stukje naar de warme TESO-restauratie, zag ik tot mijn stomme verbazing nog maar net de laatste auto van de boot wegrijden. Zo’n lange rij auto’s had ik nog nooit gezien! Later hoorde ik dat de boot nasr Yexel vanwege de storm een flink deel van de dag uit de vaart was geweest. Daar was ik dan toch maar mooi omheen gereisd vandaag.
Wachtend op de volgende boot, kocht ik een oranje coffee-to-go-mug. Hij kostte € 14,95 maar elke keer dat ik nu koffie of thee drink bij de TESO, krijg ik 50 cent korting! Een mooie investering voor het nieuwe jaar, hoop ik. Nu nog onthouden dat ik hem mee moet nemen als ik op pad ga…
Toen ik op Texel weer in bus 28 stapte, was daar ook de man die vloekend en tierend de trein in Anna Paulowna had verlaten en de hele busreis naar Den Helder woest mompelend in het gangpad had gestaan. Bij het instappen in Anna Paulowna riep hij tot mijn verbazing “Ga maar voor! Ga maar voor! Ik blijf wel staan.” En al was er meer dan genoeg plaats in de bus, hij had daadwerkelijk de hele rit naast twee lege stoelen staan vloeken. Nu mopperde hij niet meer gelukkig. Het comfort van de TESO of de aankomst op Texel hadden hem kennelijk goed gedaan. Ik hoor net van mijn dochter dat de scholieren van Ameland of Terschelling op een bijeenkomst voor Waddenjongeren klaagden over hun hoge bootkosten, een enkele reis kost per voetganger twintig euro, en dat is met korting! De Texelaars klaagden over onze ene lijnbus en de Texelhopper, maar wij mogen toch best wel van geluk spreken met € 2,50 voor een retourtje (en die fijn korte overtocht).
Toen ik om vijf over zes bij mijn bushalte uitstapte, stond daar mijn hele gezin onder paraplu’s op me te wachten. “Duurt te lang” zongen ze “Ik sta hier al een tijdje, duurt te lang”. Gelukkig was dat helemaal niet waar. Ik had weliswaar mijn telefoon thuis laten liggen, maar via de tag in mijn portemonnee (omdat ik die zo vaak kwijt ben) had mijn man precies kunnen zien hoe laat ik bij de boot was. We liepen gezellig naar huis, waar warm eten op me wachtte en een grote berg huishoudelijk werk die ik met frisse moed te lijf ging.
Reizen met het openbaar vervoer duurt lang., Het gaat bijna altijd met vervelende hobbels gepaard. Maar je ontsnapt wel even aan de dagelijkse saaie karweitjes. Het was ook een echt zegen dat ik mijn telefoon was vergeten. Ik kon niets regelen, niemand spreken en dus had ik alle tijd aan mezelf. Ik heb genoten van mijn boek. En ik heb mijn gouden gewoontes afgestoft, kritisch bekeken en in nieuwe actieplannen gegoten. Zo begin ik dan toch echt met een frisse start aan het nieuwe jaar.
Zaterdagmorgen stond ik ineens in de keuken kerstliedjes te zingen met mijn dochter. Zo zat ze te wachten op de trap tot ze opgehaald zou worden voor een weekendje weg, zo klonk daar ineens ‘stille nacht’ door de kamer. Natuurlijk begon ik mee te zingen, ik ben dol op kerstliedjes. We zochten er de tekst bij en gooiden naast elkaar staand bij het aanrecht de ene na de andere bekende melodie de lucht in: “De herdertjes lagen bij nachte”, “nu zijt wellekome”, “er is een kindeke geboren”, “gloria in excelis deo” en mijn allerallerliefste “hoe leit dit kindeke hier in de kou”…
Laatst schreef ik al eens over het verbinden van heden en verleden en hoe bijzonder en fijn dat voelt. Kerstmis is eigenlijk ook zo’n ideaal moment om al die vieringen uit het verleden met het hier en nu en de jaren die nog gaan komen te verbinden. Het maakt deze dagen extra speciaal. Het is ook zo’n universeel feest. Of je nu christelijk bent of niet, iedereen kan zich blij voelen met Kerstmis. Want het is natuurlijk gewoon een feest van hoop. We vieren dan wel de geboorte van Jezus, maar staat hij niet stiekem symbool voor de geboorte van ieder kind? Elke nieuwe baby heeft de wereld nog aan zijn voeten, kan nog uitgroeien tot een messias, een Einstein, een Obama, een Jane Austen of een Beyoncé. Elke nieuwe generatie geeft de mensheid een kans om het beter te doen. Kinderen staan puur en oprecht in de wereld. En dat geeft volwassenen hoop en inspiratie. Het maakt blij.
Mijn kinderen maken me erg gelukkig. Hoeveel werk het moederschap me ook kostte de afgelopen jaren, hoeveel werk het ook nog is nu ze groter worden (en meestal ook niet het leukste werk), het is heerlijk om ze te hebben. En niet alleen mijn eigen kinderen geven zulke vreugde. Bijna alle kinderen maken me blij. Omdat ze zo eerlijk zijn. Omdat ze nog zo goed om zich heen kijken, zo leergierig zijn, en nog zoveel te ontdekken hebben. Omdat ze zo graag goed willen doen. Zo’n zuiver gevoel voor rechtvaardigheid hebben. En omdat hun verdrietjes nog zo makkelijk op te lossen zijn. Door hun ogen kijk ik zelf ook weer met frisse blik naar de wereld. Ik herbeleef mijn eigen fijne jeugd. En als moeder doe ik heel veel dingen die me ook als volwassene gelukkig maken, zoals dus kerstliedjes zingen!
Ik denk niet dat ik hierin de enige ben. Volgens mij hebben kinderen dat effect op de meeste volwassenen. De kleintjes zijn extra schattig omdat ze zoveel zorg nodig hebben om veilig groot te kunnen worden. En ook veel aandacht. Dat geeft ze houvast in hun latere leven. Zodat ze zelf ook weer hechte banden met andere mensen aan kunnen gaan.
Ik zie wel dat onze schattige kinderen tegenwoordig ‘concurrentie’ krijgen van internet. Als mensen ergens staan te wachten, zijn ze soms helemaal niet meer met (hun) kinderen bezig, maar met hun telefoon. De kinderen hangen er verloren bij of worden afwezig weggewuifd, totdat ze oud genoeg zijn om zelf ook als een zombie op hun telefoon te staren. Ik probeer dit zelf te vermijden. Want dat is niet best hoor. Al dat onderzoek naar de schadelijke effecten van smartphones op onze jeugd is leuk en aardig. Maar het begint natuurlijk met de schadelijke effecten van internettende ouders op de sociale vorming van onze jongste kinderen.
En ik weet het, ik heb makkelijk praten. Ik had die fijne jeugd. Met een vader en moeder die me aandacht gaven in plaats van televisie. En je doet wat je kent. Dus natuurlijk vind ik aandacht voor kinderen heel belangrijk en fijn. En als ik twee volwassenen in een snackbar op hun telefoon zie, terwijl hun schattige peutertje er als een zombie naast zit, vind ik daar wat van. En natuurlijk is dat eigenlijk helemaal mijn zaak niet. Er is vast ook wel aandacht op een ander moment. Toch zeg ik er vandaag iets over. Want stel je voor, Maria en Jozef in de stal, volledig opgeslokt door Instagram. En de drie Koningen geven geen mirre, maar misschien nog net een like vanaf hun Oosterse troon. Zou Jezus in zulke omstandigheden een ‘verlosser’ zijn geworden?
Wie wat bewaart, heeft wat. Mijn ordelijke man kan daarvan meepraten, die deelt al meer dan twintig jaar te volle huizen met me. Ik probeer er ook echt wel wat aan te doen. Maar vorig weekend begreep ik pas hoe diep het probleem eigenlijk zit. Ik ging ergens op bezoek. Mijn moeder was er ook. Allebei hadden we spullen meegenomen voor de gastvrouw. En ineens zag ik mezelf met nieuwe ogen.
Natuurlijk weet ik best dat je andere mensen niet met jouw spullen mag belasten. Van Marie Kondo heb ik geleerd dat je niet moet proberen om dingen die je niet meer wil hebben aan een ander te geven. Je kunt ze wel weggooien. Of je verkoopt, recyclet of ruilt het. Zodat iemand er zelf voor kan kiezen het te bezitten. Ik neem dan ook niets mee wat ik niet meer wil hebben. Nee, ik breng juist mijn schatten. Mijn meest gekoesterde voorwerpen. Precies zoals mijn moeder doet en zoals ook mijn moeders moeder dat zo graag deed.
Dit weekend bracht ik voor mijn nichtje het eerste deel mee van mijn geliefde Franse stripboekenreeks ‘Het Dagboek van Cerise‘, en de overheerlijkste koekjes in mijn favoriete koekjestrommel, en mijn lievelingsspel Forest Shuffle (ik ben meestal geen spelletjesmens maar dit speel ik bijna elke dag) en een pak gelukskoekjes van de Aldi (want hoe leuk is dat!). Al deze spullen bracht ik uit liefde. Ik sleepte ze mee van het hoge noorden naar het zuiden van het land, omdat ik het plezier wat ze me brengen zo graag met haar wilde delen. Maar toen mijn moeder gelijktijdig iets soortgelijks deed, zag ik ineens de fout in mijn goede bedoelingen. Het was te veel, veel te veel. En vooral ook: veel te veel op spullen gericht.
Ik las ergens “het is mogelijk van spullen te houden zonder ze te willen hebben”. Daar mag ik wel een persoonlijke mantra van maken, met als vervolgzin “het is mogelijk van spullen te houden zonder ze aan een ander te willen geven” en als nadrukkelijke slotzin “het is mogelijk van mensen te houden zonder ze spullen te willen geven”.
Vandaag valt volgens mijn grote boek van de astrologie in de week van de onafhankelijkheid. Ik ga me dit weekend dus maar eens losmaken van al die spullen. Te beginnen met de bakken vol kleding die ik bewaar voor potentiële rampscenario’s. Die strenge winter bijvoorbeeld die in mijn hoofd natuurlijk net gaat komen als de gasvoorziening uitvalt. Het gevolg: twee dozen wollen truien die niemand wil dragen. En dan al die kleren waar mijn jongste te groot voor is. Ik bewaar ze krampachtig met het idee dat er straks misschien ineens een klein meisje in nood opduikt dat er heel blij van wordt. De verkleedkleren die mijn kinderen met de beste wil van de wereld niet meer passen gaan ook de deur uit. En dan zijn daar nog vele bewaarboxen vol reservekleding…
Dat wordt de grootste uitdaging. Want ik hou niet van nieuw kopen. Ik geef niet om mode en uiterlijk. En ik wil niet weggooien. Ik wil duurzaam leven. Maar duurzaam is meer dan bewaren. Het gaat er ook om me te redden met minder spullen. Een stukje ‘veiligheid’ los te laten. Want wat heb ik nou echt te verliezen? Als er iets stuk gaat, kan ik dat bijna altijd tweedehands terugkopen in de kringloopwinkel. En datzelfde geldt voor kleding. Afgelopen dinsdag ontmoette ik op de tweedehands kledingmarkt van drie tienermeiden een stijlvolle dame die vertelde dat ze alleen nog maar tweedehands kleren draagt. Ik vond het echt een eye opener, want ze was heel mooi gekleed. Tot nu toe mixte ik nieuwe en tweedehands kleren, maar ik ga haar voorbeeld volgen en stap op tweedehands over. Dan kan ik meteen ook mooi een capsule wardrobe samenstellen.
O, kijk, daar ben ik dan stiekem alweer bij het kopen van spullen aangeland. Daar ben ik duidelijk nog niet aan toe. Nee, ik trap er niet meer in! Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Vandaag laat ik alleen maar spullen los.
Een van mijn allerliefste bezigheden in de wereld is voorlezen. Of er nu een peuter, kleuter of schoolkind naast je zit, het is altijd fijn om samen in een boek te duiken. Dus toen ik afgelopen week een pleidooi voor voorlezen in de krant zag, dook ik meteen mijn boekenkast in om mijn favoriete voorleesboeken op te zoeken. Want ja, ik vind het ook: voorlezen is belangrijk. Niet omdat je kind ‘er een grotere woordenschat van krijgt’. Bleh. Dan klinkt het verstandig, als een ‘moetje’. En voorlezen is juist als dat lievelingsgebakje of dat voortreffelijke eerste wijntje: instant feelgood. Voor de lezer en de luisteraar.
Als je het mij vraagt geeft voorlezen je kinderen trouwens geen woordenschat, maar kennis. Je kind groeit sociaal en emotioneel als je voorleest. Begin op peuterleeftijd, en je geeft je kind een voorsprong op het leven. Daarom gaan kinderboekjes volgens mij zo vaak over bedtijd, gehoorzamen, eten, zindelijkheid enzovoort. Samen over deze ‘moeilijke’ dingen lezen, geeft grip. En het werkt ook bij de grotere kinderen! Is er een ingewikkelde situatie op school? Dan kan ik vaak een lijntje trekken naar een soortgelijke situatie in een boek dat we samen lazen. Zelfs tegenslag wordt dragelijker als je mooie boeken leest over zielige kinderen.
Mijn moeder heeft mij als peuter en kleuter heel veel voorgelezen. Toen we groter werden, las mijn vader mijn zusjes en mij in vakanties Het Jungleboekvoor en Kim van Rudyard Kipling (eigenlijk helemaal geen kinderboek, maar we vonden het geweldig). Vaker verzon hij ook zelf loeispannende verhalen voor ons. Dat kan ik helaas niet. Maar ik las wel eindeloos prentenboeken met mijn peuters en verhaaltjes met mijn kleuters. Als andere volwassen dan zeiden dat ze hun grotere kinderen nog voorlazen klonk dat ergens een beetje raar. En toch, toen ik zelf in die fase kwam, bleek het eigenlijk heel logisch en natuurlijk om samen te doen, zo aan het einde van de dag. Dit las ik mijn kinderen van 6 tot en met 9 jaar voor. En dit las ik met mijn grote kinderen.
Dat ik zoveel plezier in voorlezen heb, komt vast en zeker ook omdat we thuis altijd zulke prachtige boeken lazen. Mijn moeder is pedagogisch opgeleid, heeft altijd met kinderen gewerkt en is superkritisch als ze kinderboeken kiest (ze stuurt me nog steeds af en toe recensies van bejubelde nieuwe kinderboeken, zoals de bijzondere collectie stripboeken van Cerise). Van haar leerde ik dat niet alle kinderboeken geschikt zijn. Sommige boeken lijken voor kinderen, maar zijn eigenlijk gewoon schaamteloos voor volwassenen (de geweldige boekjes over mejuffrouw Muis bijvoorbeeld). Laat je dus niet zomaar foppen door de jeugdsectie waar de bieb het boek plaatst!
Sommige boeken hebben wat onhandige constructies maar prachtige plaatjes die alles goedmaken, zoals Johanna in de trein. Sommige boeken hebben al dan niet vreselijke platen, maar prachtig zingende teksten (wat Bette Westera schrijft klinkt altijd als een klok). En sommige boeken zijn gewoon stom. Doe die gerust meteen weg. Dan blijft er meer ruimte over voor de pareltjes!
Toch nog even terug naar die woordenschat: Gevoel voor taal krijgen kinderen niet (alleen) door te lezen, maar (vooral ook) door heel veel te zingen. Ook daar zijn prachtige boeken voor. Bij mij thuis waren deze favoriet:
Wil je zelf ook meer voorlezen aan je kinderen van 0 tot 6 jaar en geven mijn tips je niet genoeg houvast? Doe dan mee met de Voorleeschallenge en sorteer alvast voor op de De Nationale Voorleesdagen 2025.
Ben je een prater of een doener? Toen het mij gevraagd werd, stond ik zowaar even te aarzelen over het antwoord. Want praten doet er zoveel toe. Ik praat, ik schrijf, ik luister, ik lees en ik doe mijn voordeel met wat ik daarvan leer. Dialoog maakt mijn leven de moeite waard.
Zo las ik laatst bij Paul Smit dat mensen van gemak houden. Hij beschreef hoe hij flesjes water op tafel zet voor zijn puberzoon. Die neemt dan uit pure gemakzucht liever dat flesje water mee naar zijn kamer dan de tijd te nemen iets lekkers in te schenken uit de koelkast. Ik voelde mee met de gemanipuleerde zoon, maar heb het thuis meteen getest en het werkt hoor! Wat meneer Smit er niet bij vertelde, is dat je vervolgens wel nog voor elkaar moet krijgen dat al die lege waterflesjes de puberkamer ook weer verlaten. Maar ik ben toch echt wel blij met mijn nu net iets gezonder levende kinderen.
Onze boodschappenbezorger begreep er helemaal niets van. Gelukkig maakt hij van zijn hart geen moordkuil. “Is dit nou echt zoveel beter dan water uit de kraan?” vroeg hij de tweede keer dat hij 12-pakken water naar ons huis sjouwde. Dus ik legde uit dat het daar niet om ging. Dat mijn kinderen dat water uit de kraan niet drinken, dan pakken ze liever cola. Maar dat ze wel in het voorbijgaan zo’n flesje water mee grijpen.
Het leuke aan praten is dan dat wat je deelt later zomaar weer bij je terug kan komen. Want toen we deze week een 6-pak cola lieten bezorgen, kreeg ik onmiddellijk commentaar van de bezorger. En dat was grappig, maar ook handig. Ik riep dat we verjaardagen hebben, maar dat ik al die cola voorlopig zou verstoppen. En natuurlijk deed ik dat niet letterlijk, maar zijn opmerking zorgde er wel voor dat er nog geen cola open is getrokken. Want ik had weer vers op mijn netvlies dat ik wil dat de kinderen water drinken.
Het allermooiste aan praten: het lijkt zo vluchtig, maar de kracht van woorden is groot. Wat je tussen neus en lippen door tegen iemand zegt, kan enorme gevolgen hebben. Vaak zonder dat de spreker er ooit achter komt en soms pas tientallen jaren later. Praten doet ertoe. Het geeft hoop op een beter leven. Neem nou afgelopen week, die stond in het teken van iets wat iemand bijna dertig jaar geleden tegen me zei!
Toen ik Ruslandkunde studeerde, volgde ik een honours college bij de vakgroep Geschiedenis over Steden en metropolen. Er kwamen professoren uit Europa en de Verenigde Staten praten over hun onderzoek en daar moesten wij dan met hen over in gesprek. Het onderzoek van een man uit Oxford veranderde daar en toen mijn leven, maar er kwam ook een professor uit Amerika waar ik minder over te spreken was. Geen idee meer wat zijn eigenlijke onderwerp was, ik weet alleen nog dat hij zo mopperde over de Disneyficatie van de wereld. Onzin, vond ik. Het is toch goed als verhalen over goed en kwaad de wereld over gaan? Wat doet het ertoe of dat in een uniform Disney-jasje is?
Ik nam mijn onbegrip mee de jaren door. En toen ik vorige week schreef over goed en kwaad in de Tweede Wereldoorlog, moest ik ineens weer aan die professor denken. Ik realiseerde me dat ik eigenlijk helemaal niet wist wat die man nou precies bedoelde. Dus ik googelde Disneyficatie en stuitte op een website waar redelijk kort en krachtig werd uitgelegd waarom het niet goed is als sprookjes worden gereduceerd tot Disney verhalen.
De echte sprookjes zijn duistere verhalen vol heksen, dood en moraal, bedoeld om kinderen bang te maken zodat ze zich op een bepaalde manier gaan gedragen of om te laten zien wat er zou kunnen gebeuren als ze niet voorzichtig zijn. Disney sprookjes zijn verhalen over liefde, waar het goede altijd wint van het kwaad, met magische reddingen als het niet vanzelf goed komt. Disney verandert de oorspronkelijke les van sprookjes vaak volledig. In het originele sprookje De Kleine Zeemeermin gaat het verhaal bijvoorbeeld over een meisje dat alles heeft wat ze maar kan dromen, ze is letterlijk een prinses. Toch is ze ongelukkig. Ze besluit tegen haar familie in te gaan en pijn te verdragen om de liefde te winnen van een man die ze nog nooit heeft ontmoet. Dit pakt slecht uit: ze krijgt de prins niet maar eindigt als zeeschuim. Het is echt een verhaal dat laat zien dat het gras niet altijd groener is aan de overkant en dat je blij moet zijn met wat je hebt gekregen. In de Disney-versie worden de offers die Ariel brengt flink afgezwakt. Het is allemaal de moeite waard voor de liefde. Kortom, het gras aan de overkant blijkt echt groener!
“O, zo!” dacht ik. Had die professor dan toch gelijk? Ik liep er een tijdje op te broeden en kwam tot de conclusie dat ik het nog steeds niet met hem eens was. De sprookjes van Disney waarschuwen misschien niet voor gevaar, maar we leven toch ook in een andere tijd? Bijna iedereen kan tegenwoordig lezen. En de media drukken ons dagelijks met de neus op de feiten, we zien en lezen elke dag wat er mis kan gaan als je van het rechte pad afdwaalt. Al met al hebben we in het moderne leven heus geen waarschuwingen nodig, een beetje magie en hoop verlichten juist de last.
Maar ik bleek nog niet ‘uitgepraat’. Diezelfde avond had ik zomaar ineens het huis voor mezelf en vond op Disney+ een sprookjesmusical: Into The Woods. Nieuwsgierig startte ik de film en hoewel ik niet zo van musicals houd, bleef ik nu toch wel aan de buis gekluisterd. In rap tempo vlochten meerdere sprookjes zich door elkaar heen, met alle gruwelijke details erop en eraan. Snel, verrassend, mooi, het was echt een genoegen om te zien. Ik keek de musical helemaal af en een dag later nog eens van voren af aan met de kinderen. En ik besefte dat de film in dit ogenschijnlijk oude jasje stiekem heel nadrukkelijk op nieuw moralistische leest geschoeid was. Verrukkelijk!
Aan het eind van de film vertelde ik de kinderen over die Amerikaanse professor van lang geleden, over Disneyficatie en mijn nieuwe theorie dat er tegenwoordig genoeg lessen worden geleerd door het nieuws te kijken. Maar tot mijn verrassing waren ze het niet met me eens. Want, zeiden ze, kinderen mogen het gewone nieuws helemaal niet kijken. Die groeien op met magisch mooie Disneyprinsessen en de gruwelijke werkelijkheid zien ze veel te laat, als ze groot zijn. “Geef mij maar echte sprookjes,” zei mijn dochter, “want jong geleerd is oud gedaan.”
En ik denk dat ik het eigenlijk wel met haar eens ben. Dus zit je te denken wat je je kleuter deze december moet schenken? Overweeg dan eens de gruwelijke Sprookjes van Grimm in plaats van 365 kabouterverhaaltjes voor het slapen gaan. Mijn dochter heeft er veel aan gehad. Is het al te laat? Zet dan je (pre)pubers maar aan Into the Woods. Dat brengt ze vast ook nog wel iets goeds.
Is de mens van nature goed? Ik aarzel. Rutger Bregman zegt dat de meeste mensen deugen. Maar als ik de vraag zou moeten beantwoorden, dan kan het juiste antwoord volgens mij alleen maar zijn dat mensen niet in hokjes passen. Niet in een sterrenbeeldhokje (hoe jammer ook), niet in een man-vrouw hokje en dus ook niet in een goed-of-fout-hokje. Niemand is altijd goed. Niemand is helemaal fout. Dus of je medemens goed of fout zal handelen, dat weet je eigenlijk gewoon niet zeker. Fascinerend toch?
Als kind verslond ik verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Verzetshelden, verraders, Jodenvervolging en concentratiekampen. Ik was een jaar of tien en vond het razend interessant. Wie is te vertrouwen, wie stelt je teleur, hoe kom je erachter voor het te laat is? Ik dook de ene na de andere parel op uit de plaatselijke bieb en al die verhalen over de oorlog hebben me misschien wel meer gevormd dan ik me toen realiseerde. Want ze gaan niet alleen over vrijheid, spanning en avontuur, maar ook over verraad. Over de verkeerde kant kiezen, meelopen, wir haben es nicht gewusst. Over van die aardige mensen die toen het erop aankwam ineens een verrader bleken te zijn.
Ik kon daar maar niet over uit. En dan zei mijn moeder bedachtzaam dat ze zelf misschien ook wel fout zou zijn geweest in de oorlog. Omdat ze zo graag goed en gehoorzaam wilde zijn. Slimme moeder. Want het brave Claartje nam zich ter plekke heilig voor om nooit maar dan ook nooit in die valkuil te trappen. En sindsdien zoek ik naar wat juist is, en niet naar het sociaal gewenste. Met een gezonde achterdocht voor instinctieve keuzes zet ik steevast vraagtekens bij de motieven van mijzelf en mijn medemens. Ik kijk verder dan mijn neus lang is. Want mensen doen niet altijd wat goed is. Ook de lieve schatten niet.
Als ik dan eens een ‘misstand’ bespeur, ga ik daarover in gesprek. Dat wordt me doorgaans natuurlijk niet in dank afgenomen. De meeste mensen vinden het niet zo leuk als je zegt dat er iets niet deugt. En ik weet dat best, maar ik zeg het dan vaak toch. Ik heb het nu eenmaal gezien. En wie weet wat er van komt als ik mijn mond houd; een betere wereld begint toch bij mijzelf? Maar ja, wie bepaalt wat goed is? Ik kan wel denken dat ik de wijsheid in pacht heb, maar dat vindt de dictator in Iran, China of Rusland ook.
In Nederland ben ik vrij om zelf te kiezen wat ik goed of slecht vind. Maar zo gemakkelijk is die keuze niet. Vrijheid voor de een, beperkt een ander. Gaza is er een schrijnend voorbeeld van. Maar ook die keuze voor de sympathieke boer bleek laatst een keuze tegen meer huizen en tegen een maximumsnelheid van 130 km per uur. En ben je tegen stikstofbeperkingen, dan stem je tegen een toekomst voor onze (klein)kinderen. Dus ja, we zijn vrij om zelf te kiezen wat we vinden, maar als je dan kiest, valt het halve land over je heen. Goed is nu eenmaal geen objectieve stip op de horizon van de mensheid.
Toch geef ik de moed niet op. Want daadwerkelijk goed is misschien niet in een hokje te vangen, het bestaat wel degelijk. Je vindt het in wat mensen doen. En ook al zoek je het misschien niet op, iedereen komt wel eens in een situatie waarin je concreet iets kan doen voor een ander. Ik las er deze week nog over in de krant. Als je zo’n gelegenheid om goed te doen herkent voor wat die waard is, en hem aangrijpt (gewoon, omdat het geen kwaad kan, vanuit de goedheid van je hart), dan doe je niet alleen goed, je geeft ook het goede voorbeeld. Rutger Bregman schrijft (en dat geloof ik dan weer wel) dat wij mensen vooral zo ver zijn gekomen door ons vermogen van elkaar te leren. Goed voorbeeld doet volgen! Dus doe goed, doe goed! Dan komt het uiteindelijk allemaal echt ooit goed.
Als je in je levensstrijd Warmte om je hebt verspreid Als je iemand die daar treurt Hebt getroost en opgebeurd Als je hielp waar dat kon Aan wat warmte en wat zon Als je een goed voorbeeld geeft Heb je niet voor niets geleefd.
Mijn moeder leerde me dat je nooit moet gaan staan kijken bij een ongeluk. Is er al iemand die helpt? Dan heb je er niets te zoeken. En gaat er een keer iets mis terwijl er niemand anders in de buurt is? Dan help ik natuurlijk wel. Toch?
Die oudere heer die laatst van zijn fiets viel had eigenlijk mijn hulp niet echt nodig, maar bedankte me beleefd. En toen die jonge vrouw bij het oversteken van de straat haar enkel brak, belde ik een ambulance en bleef bij haar wachten. Een omwonende bracht een dekentje, er kwamen twee vriendinnen bij. Helemaal prima. Vaak is het makkelijk om te besluiten wat je moet doen en kun je na zo’n incident extra tevreden over je juiste handelswijze door met je leven. Maar vanmorgen drong zich bij het opstaan ineens een van mijn mindere momenten aan me op:
Het is al even terug. Het was stralend strandweer, dus het dorp was nagenoeg uitgestorven. En op weg naar de supermarkt kwam ik een groepje opgeschoten tieners tegen. Een wat jongere jongen zat achterop bij een van de groten en kwam met zijn been klem te zitten tussen de fietsen. Hij schreeuwde het uit. Aanvankelijk was het zo te zien per ongeluk, maar in plaats van hem te helpen, zetten de groten hem extra klem en lachten hem uit. Het was niet om aan te zien. En ik? Ik deed niets. Ik fietste langs, vroeg me nog af of ik de moeder van het beknelde joch moest waarschuwen, besloot dat niet te doen en vergat het. Tot het gebeurde vanmorgen ineens weer in mijn hoofd opdook.
Ik snap best waarom ik niets deed. Soms is het onverstandig om iemand te helpen. In mijn studententijd werd een jonge man vermoord omdat hij een paar baldadige jongeren aansprak op hun gedrag. Publieke verontwaardiging alom en SIRE lanceerde zelfs een campagne tegen geweld op straat: “De maatschappij. Dat ben jij.” Maar heb ik die morele boodschap onthouden? Of de manier waarop Meindert Tjoelker aan zijn einde kwam? Er zijn nu eenmaal mensen die je beter met rust kunt laten. En die opgeschoten jongens die op mijn pad kwamen, vielen wat mij betreft beslist in die categorie.
Ik weet niet waarom ik er vandaag ineens mee wakker werd. Maar ik weet wel dat ik me nu schaam. Waarom zei ik er niets van? Gewoon ‘Hee, hou eens op, je doet hem pijn’ in het voorbijgaan had mij heus geen kwaad gedaan. En het had dit jochie geholpen. Ja, het lijkt me een probleemkind, dat al jaren overal waar hij komt voor gedoe zorgt. Maar heeft hij daarmee het recht op mijn hulp verspeeld als hij zich in de nesten werkt? En ja, hij koos het verkeerde gezelschap toen hij achterop de fiets van die bruut klom. Maar komt hij tot dat inzicht door de pijn die deze jongens hem nu deden? Het lijkt me waarschijnlijker dat hij hun gedrag in de toekomst kopieert. Had ik hem (hun allemaal) niet wat morele houvast moeten geven door iets van het abominabele gedrag te zeggen?
Ik denk het wel. Ik had die jongens een moreel kader moeten bieden. Want de maatschappij, dat zijn wij. Een betere wereld begin ik zelf. Niet alleen door het goede voorbeeld te geven. Maar ook door mensen erop aan te spreken als ze zich misdragen. Die jongens die dat kleine rotjochie pijn deden, daar had ik iets van moeten zeggen. De volgende keer doe ik dat. En mijn beschaafde dorpsgenoten die vorige maand een middelbare vrouw in nood niet hielpen toen ze ineens niet meer bij haar auto kon, die spreek ik nu ik het er toch over heb ook maar meteen even aan op hun gedrag. Ik trof de Zwitserse radeloos en uitgeput aan bij het hermetisch gesloten politiebureau aan de rand van het dorp. Ze had twee uur hulpeloos rondgedwaald. Was de verkeerde kant op gestuurd. En niemand had haar geholpen haar probleem op te lossen.
Ja, ze was buitenlands. Ja, ze zag er misschien wat haveloos uit in haar vakantiekloffie. Was dat waarom niemand haar hielp? Was ze niet jong of oud genoeg voor hulp? Leek ze crimineel? En blijkbaar is het nog niet algemeen bekend dat je iemand die in de problemen komt niet naar het politiebureau moet sturen? Je kunt daar tegenwoordig alleen op afspraak terecht.
Misschien was iedereen die ze aansprak gewoon te druk om haar te helpen. Maar de maatschappij, dat ben jij. Dus: in welke wereld leven wij?
Ik zag zoveel beren op de weg. Eerst stond ik erbij en keek ik ernaar. Maar er gaat niets boven een goed gesprek.
Mindfulness is zeg maar niet mijn ding. Ik zie heus wel dat het zen kan zijn om lang en aandachtig stil te staan bij wat je doet. En ik was er echt van onder de indruk hoe rustig en tevreden mijn logerende jeugdvriendin vorig jaar aan mijn keukentafel tomaten zat te snijden terwijl ik jachtig en gehaast, bijna vijandig mijn tomatenberg een kopje kleiner probeerde te maken. Ik kan me heel goed voorstellen dat zij makkelijker en dieper ontspant naarmate ze vaker zo rustig en sereen het avondeten bereidt.
Maar haar pad is het mijne niet. Ik probeer nu al anderhalf jaar haar rust in kleine huishoudelijke werkzaamheden te evenaren: het lukt me niet. Ik werk nu eenmaal liever met mijn hoofd dan met mijn handen. En ik kijk nu eenmaal altijd naar het grote plaatje. Deze zomer ontdekte ik gelukkig dat je ook in je gedachten heel goed ‘in het moment’ kunt zijn. Dat ging zo:
Lang geleden, toen mijn kinderen nog klein en schattig waren, zorgde ik een beetje voor de schooltuin. Op vrije dagen of in de avonduren trok ik zo nu en dan met een fietskar vol kinderen en tuingereedschap naar de vrijeschool. En terwijl de kinderen zich vermaakten op het plein trok ik onkruid uit. Ik gaf bomen wat extra water bij grote droogte (best een gedoe, omdat ik altijd ruzie had met het buitenkraantje, dus dat water dan in mijn kar meenam van huis). En ik plantte hier en daar mooi bloeiende, vaste planten. Best zwaar werk, maar ik werd er wel blij van om zo mijn steentje bij te kunnen dragen.
Op een zomer zaaide ik stokrozen onder de ramen van de hogere klassen. Ik verheugde me erop hoe de prachtige bloemen voor het raam omhoog zouden groeien en vond het jammer dat dat nog twee jaar zou duren, want stokrozen bloeien het eerste jaar nog niet. En terwijl ik daar zo stond, zag ik ineens voor me hoe ook een vrijeschoolleraar de hele tijd ‘zaadjes’ in de klas uitstrooit. Met al die manieren om te leren die worden aangeboden. Al die verschillende vaardigheden. De kennis, de verhalen. Alles wat een vrijschooljuf of -meester de kinderen aanbiedt om mee te nemen in het leven. Daarvan zie je ook pas veel later wat wortel heeft geschoten, bij wie het tot bloei komt.
Het was een bijzonder moment, dat zich in mijn hart grifte. Ik zie me daar nog staan zaaien op die zonnige zomerdag. En ik denk er regelmatig aan terug. Niet altijd met vreugde, want mijn geduld werd wel heel erg op de proef gesteld. De gezaaide stokrozen werden keurig eenjarige plantjes, maar groeiden dat stadium nooit voorbij. Elk jaar gaf ik ze extra aandacht, zaaide nieuwe zaadjes, goot wat extra water uit. Maar het was gewoon niet zonnig genoeg op de plek waar ik ze zo graag had willen hebben. De planten groeiden wel, maar bloei zat er niet in. Geen mooie rozen voor de kinderen, al mijn moeite leek voor niets!
Mijn kinderen veranderden van school, de vrijeschool verhuisde zelf ook en deze zomer werd het oude schoolgebouw gesloopt. Op Facebook zag ik dat je planten uit de tuin mocht meenemen voor de werkzaamheden zouden beginnen. En toen ik ging kijken, stonden mijn ‘eenjarige’ plantjes er nog steeds! Ik nam de dapperste volharders mee naar huis. Ik plantte ze bij mijn voordeur, vol op het zuiden. En ja hoor, daar begonnen ze te groeien en te bloeien dat het een lieve lust was!
Elke keer dat ik mijn voordeur binnen ga, geniet ik nu van de prachtige bloemen. Ons huis zag er nog nooit zo feestelijk uit. En als ik mijn stokrozen zie, dan zijn het niet alleen maar rozen. Ik voel ook het plezier waarmee ik iets moois voor de kinderen wilden plannen. De teleurstelling toen er maar geen prachtige bloemen voor het klasraam groeiden. De des te diepere vreugde dat het nu toch nog goedkomt. En ik verheug me op de zaadjes die ik straks kan oogsten. Omdat ik ze dan weer uit kan zaaien (ja, nu natuurlijk alleen maar op zonnige plekken). Ik kijk uit naar de nieuwe rozen die er zullen bloeien en misschien zelfs wat kinderharten opvrolijken met hun prachtige kleuren.
En zo verbinden de stokrozen van vandaag mijn heden, verleden en toekomst met elkaar. In het hier en nu geniet ik van het grotere plaatje. Hoeveel fijner dan mindful is dat 😀